| |
BR 05
 | | BR 05 003 met de cabine aan de voorzijde |
In het begin van de dertiger jaren kreeg de stoomlocomotief er een geduchte concurrent bij in de vorm van elektrische locomotieven en dieselelektrische treinstellen. Om de stoomlocomotieven niet achter te laten lopen moesten deze ook sneller gaan rijden. Na verschillende proeven met bekleden locomotieven van de serie 03, bouwden Borsig in 1935 voor de DRG drie stroomlijnstoomlocomotieven met de nummers 05 001, 05 002 en 05 003. Alle drie de locs waren driecilinders. Op 11 mei 1936 behaalde de 05 002 tijdens een proefrit een snelheidsrecord van 200,4 km/u. Dit snelheidsrecord voor stoomlocomotieven hield stand totdat dit werd verbeterd door de Britse Mallard. Met dit record bereikten men een hoogtepunt in de Duitse locomotief bouw. De stroomlijn bekleding omsloot de gehele ketel en reikten aan de zijkanten tot net boven de railbovenkanten. Het drijfwerk was via rolluiken toegankelijk.
De 05 003 had als enige locomotief de cabine aan de voorzijde, net als de huidige elektrische en diesellocomotieven, zodoende was deze 05 een unieke locomotief zoals hiernaast is te zien.
| Type: |
05-001/002 |
05-003 |
| Drijfwerk: |
2'C2'h3 |
2'C2'h2 |
| Indienststelling: |
1935 |
1937 |
| Diameter drijfwielen: |
230 cm |
230 cm |
| Diameter loopwielen (voor/achter): |
110 cm/110 cm |
110 cm/110 cm |
| Lengte over de buffers: |
26,265 m (met tender 2'3 T 37 St) |
27 m (met tender 2'3 T 35 Kst) |
| Maximumsnelheid: |
175 km/h |
175 km/h |
| Vermogen: |
2360 pk/hp |
2360 pk/hp |
| Keteldruk: |
16 bar |
16 bar |
| Verdamingsoppervlak: |
255,52 m2 |
255,52 m2 |
| Cilinder diameter: |
450 mm |
450 mm |
| Gewicht (zonder tender): |
118,5 t/118,6 t |
129,5 t |
|
