dbtrains.com | de website | faq | sitemap |
 
 

BR 14.1


De serie 14.1 van de Deutsche Reichsbahn Gesellschaft bestaat eigenlijk uit drie locomotieven. De P3 en de P4 van de Pfälzischen Eisenbahnen en de S 2/5 van de Beierse Staatsspoorwegen. Alle drie de locomotieven waren viercilinder machines met een drijfwerk indeling 2'B1'.

P3

Tot de zeer goede Duitse locomotiefconstructies behoorden ook de 2'B1' machines, die Krauss in de jaren 1898 tot 1900 voor de Pfälzischen Eisenbahnen ontwikkelde en bouwde. De locomotieven hadden een drijfwerk met binnenliggende cilinders. De locs werden aangeduid als P3.

In 1913 werden alle 12 locomotieven in viercilinder-machines ongebouwd. De binnenste cilinder bleef op zijn plaats en werd een hogedrukcilinder. Tussen de draaistelassen, zaten de nieuwe lagedrukcilinders.

P4

Na de niet zo goede ervaringen met de serie P3 bij Pfälzischen Eisenbahnen, lieten de Pfälzischen Eisenbahnen zes nieuwe sneltreinlocomotieven bouwen door Maffei. Deze locomotieven die afgeleid waren van badense IId werden in 1905 afgeleverd. Deze locs bezaten nu een oververhitter van het type Pielock, maar ook deze verandering voldeed niet. Opmerkelijk is toch wel dat bij de tweede levering in 1906 toch weer Pielock oververhitter werd gebruikt. Door de sterke roestvorming - de de stookruimte was niet toegankelijk - werd hij bij alle locomotieven ingebouwd, en de locomotieven reden verder als zogenaamde "Naßdampfloks". Een vooruitgang was het nieuwe frame van deze nieuwe locomotief. De trekkracht was dubbel zo groot als bij de serie P 3, de locs konden een trein van 400 ton voortbewegen bij een snelheid van 100 km/u. De P4 was de laatste locomotief die in eigen beheer werd ontwikkeld door Pfälzischen Eisenbahnen.

S 2/5

Bij de firma Maffei in München ontstond in 1904 de eerste Duitse sneltreinlocomotief met een vast frame, de S 2/5. Hiermee werd een trend ingezet door de constructeur Anton Hammel naar Amerikaans voorbeeld, het beste van deze constructie werd uiteindelijk bereikt met de bay. S 3/6 en de Bad IVh.

De S 2/5 is gelijktijdig ontwikkelt met de S 3/5 zodat veel onderdelen hetzelfde zijn. De S 2/5 was bedoeld voor licht sneltreinen, de loc trok een trein van 250 t op een vlak stuk met 110 km/u. De locomotief was voorzien van drijfwielen met een doorsnede van 2000 mm. De drijfwielen en de loopassen was vast gelagerd in het frame. De loc werd aangedreven door een Naßdampf aandrijving met binneliggende hogedruk cilinders en buitenliggende lagedrukcilinders, de aandrijving gebeurde via de eerste as.

De eerste 10 exemplaren van de S 2/5 werden in 1904 vanuit het Bw München I in dienst gesteld. De loc werd onder andere ingezet voor treinen als de beroemde "Orient Express" en de "Nord-Süd-Express". Bij proefritten bereikte loc 3007 een snelheid van 135 km/u. Maar in de praktijk bleek Beieren te weinig vlak stuk spoor te hebben voor een goede inzet van deze locomotieven. In 1911 werden deze locomotieven dan ook aan de Pfalz spoorwegen gegeven.

Inzet bij de DRG

Toen de DRG werd opgericht nam de DRG maar 5 exemplaren P3 over, wegens de hoge kosten waren dit maar vijf stuks. Deze werden ingezet onder de nummers: 14 101 t/m 14 105. Deze machines werden al in 1926 buiten dienst gesteld.

De P4 werd bij de DRG ingezet onder de nummers: 14 151 t/m 161, maar werd al in 1925 buiten dienst gesteld. De DRG nam vijf exemplaren van de S 2/5 over. Deze werden onder de nummers: 14 141 t/m 14 145.

Locomotief: P3 P4 S 2/5
Drijfwerk: 2'B1' n4v 2'B1' n4v 2'B1' n4v
Indienststelling: 1898-1900 1905-1906 1904
Diameter drijfwielen: 198 cm 201 cm 200 cm
Lengte over de buffers: 19,070 m - 19,275 cm
Maximumsnelheid: 90 km/h - 100 km/h
Keteldruk: 13 bar - 16 bar
Gewicht: 59,6 t - 68,6 t