dbtrains.com | de website | faq | sitemap |
 
 

BR 19.0


De locomotieven van de serie XX HV van de Sächsische Eisenbahnen waren bij hun indienststelling in 1918 de grootste Europese sneltreinlocomotief. De eerste locomotieven werden geleverd door Hartmann in Chemnitz op 9 maart 1918 met bedrijfsnummer 4000 aan de Sächsische Eisenbahnen. Tot 1922 werden er 23 machines gebouwd. De prestaties waaraan de locomotieven moesten voldoen waren dat een trein van 630 t met 100 km/u moest worden voortbewogen, en een trein van 495 t op een stijging van 10 ‰ met 50 km/u moest worden voortbewogen. Dit bleek voor de geleverde locomotieven geen enkel probleem.

Nadat alle locomotieven waren afgeleverd in 1922 werden acht locomotieven ingezet vanuit Bw Stuttgart-Rosenstein en Frankfurt/M. Maar in 1925 keerde deze locomotieven alweer terug naar Dresden. Ze werden toen ingezet op de lijnen Dresden-Reichenbach-Hof en Hof-Reichenbach-Leipzig. Op deze lijnen voldeden deze locomotieven goed, ofschoon er toch enige tekortkomingen waren bij de constructie van de locomotieven.

Doordat de Saksische draaischijven 20 meter waren leidde dit tot een afwijkende constructie van de cilinders. Voor de inzet op vlak land bleken de locomotieven eigenlijk niet geschikt door hun zeer grote brandstofverbruik. Ongeveer de helft van de machines was gestationeerd in het Bw Reichenbach (Vogtl), waar vandaan de locomotieven werden ingezet naar Regensburg, Bayreuth en Nürnberg.

Inzet bij de DRG

Toen de DRG werd opgericht werden alle 23 locomotieven opgenomen in deze bestanden. De locs werden ingedeeld in de serie 19 en kregen de nummers: 19 001 t/m 19 023. In de oorlog werd de 19 021 vernietigd en de 19 002, 004, 006, 019, 020, 023 werden met schade terzijde gesteld in 1945.

Inzet bij de Deutsche Reichsbahn (DDR)

Voor vermogenstesten voor moderne elektrische en diesel locomotieven had het VES-M Halle in 1965 sterke weerstandlocomotieven nodig. Men had hiervoor locomotieven nodig met een viercilinder drijfwerk en een voldoende hoge maximumsnelheid. Men besloot om de locomotieven 19 015, 017 en 022 hiervoor te gebruiken. Ondanks hun gebreken - slechte constructie en een te zwakke ketel - werden drie locomotieven toch verbouwd. Deze verbouwing werd op grond van hun goede frames en loopwerk gerealiseerd. Uiteindelijk zijn alleen de 19 015 en de 19 022 in 1961 in Raw Meiningen verbouwd tot weerstandsloc. De locomotieven kregen een nieuwe ketel type 39 E en een nieuw machinistenhuis van de BR 2310. Het moeilijkste deel van de verbouwing was het opnieuw construeren van de cilinders. In februari 1964 ging de 19 015 in dienst en in maart 1965 de 19 022. De 19 017 ging naar het Verkeersmuseum Dresden.

Drijfwerk: 1'D1'h4v
Indienststelling: 1918-1922
Diameter drijfwielen: 190,5 cm
Diameter loopwielen (voor/achter): 106,5 cm/126 cm
Lengte over de buffers
(met tender sä. 2'2'T31):
122,632 m
Maximumsnelheid: 120 km/h
Keteldruk: 15 bar
Gewicht: 99,9t