dbtrains.com | de website | faq | sitemap |
 
 

BR 01

BR 01 locomotief
Constructie
Levering

BR 01 locomotief


Na de oprichting van de DRG en na de inventarisatie van de locomotieven van de oude länderbahnen bleek er behoeften te bestaan aan eenheidslocomotieven. Locomotieven waarvan veel onderdelen hetzelfde zijn en waarvan de series uit grote aantallen bestaan. Op die manier was het onderhoud, met veel dezelfde onderdelen, en het rijdend houden van de locomotieven ook goedkoper. In talrijke beraden had de commissie voor eenheidslocomotieven in mei 1921 besloten dat er een nieuwe sneltreinlocomotief moest worden gebouwd.

BR 01.0-2 stoomlocomotief van de DRG
BR 01.0-2 stoomlocomotief van de DRG
Als antwoord op deze behoeften ontstond er een programma van 12 eenheidstypen die sterk waren beïnvloed door de Pruisische locomotiefbouw. De eerste sneltrein locomotief moest een locomotief worden met de asindeling 2'C1' en moest een aslast van 20 t hebben. De eisen voor deze locomotief waren dat een trein van 800 ton met 100 km/u kon worden voortbewogen, en een trein van 500 ton met 50 km/u op een stijging van 10 ‰ kon worden voortbewogen. De maximumsnelheid werd op 120 km/u gesteld. Voor dit eenheidsprogramma werden de fabrikanten Borsig en AEG ingeschakeld. Tot 1937 namen ook nog een aantal andere locomotief fabrieken deel aan de bouw van de eenheidslocomotieven.

De bij Borsig, Henschel en Maffei ingediende ontwerpen waren vooral viercilinder locomotieven met één en tweeassige aandrijving. Er werd echter ook overwogen om een 2'C1' locomotief te bouwen met een tweecilinder aandrijving. In 1925 viel de beslissing, om tien locomotieven van beide soorten te bestellen en om in een testprogramma er achter te komen wat de beste aandrijving zou zijn voor de seriebouw. De tweecilinders ontstonden bij Borsig als 01 001 t/m 008 en bij AEG als 01 009 en 010. Henschel bouwde de viercilinder locomotieven 02 001 t/m 008 en Maffei leverde de 02 009 en 010. Nadat de locomotieven waren geleverd en het testprogramma was afgewerkt, werd uiteindelijk gekozen voor de serie 01.

Constructie


Drijfwerk BR 01
Drijfwerk BR 01
De locomotief uit de serie 01 was de eerste locomotief die werd gebouwd in het eenheidsprogramma. De locomotief was gebouwd voor het rijden van sneltreinen in het personenverkeer. De serie 01 was in essentie een eenvoudige locomotief, maar de locomotief werd met alle toenmaals aanwezige hulpmiddelen uitgerust. De uiterlijke verschijning was zoals veel eenheidslocomotieven, beïnvloed door Pruisische locomotieven. Maar de vele zichtbare leidingen en voorzieningen deden denken aan de Noord-Amerikaanse bouwwijze. De locomotieven vanaf nummer 01 102 hadden wielen met een diameter van 1000 mm. De maximumsnelheid van deze locomotieven was 120-130 km/u. De luchtpomp, oorspronkelijk achter de grote windleibladen, werd in de loop van de tijd verplaatst naar het midden van de locomotief, zodat er geen belemmering meer was voor het zicht op de baan.

Levering


In 1927 begon de seriebouw van de serie 01. Bij deze serie werden de locomotieven 01 012 t/m 01 076 geleverd (de locs 01 001 t/m 01 010 waren de voorserie locs). Deze levering duurde tot in 1928. Deze serie beschikte nog over de kleine windleibladen en zoals bij de eerste 10 proefexemplaren over een ketel met een lengte van 5,8 meter.

Bij de derde serie in 1930/31 met de locomotieven 01 077 t/m 01 101 was de ketel verlengd naar 6,80 m en was een gesloten frontschort onder de rookkamerdeur gemonteerd. De doorsnede van de cilinder was verkleind van 65 cm naar 60 cm.

Vanaf 1934 tot in 1936 ontstond bij de Berliner Maschinenbau AG, Henschel en Krupp de vierde serie met de nummers 01 102 t/m 01 190. De diameter van de wielen was bij deze serie vergroot van 85 cm naar 1 meter, een verbeterde reminstallatie met "Scherenbremsen" aan de drijfwielen en eenzijdige remmen voor de loopassen. De maximumsnelheid was bij deze serie verhoogd naar 130 km/u.

De vijfde en laatste serie locomotieven 01 werden in 1937/38 geleverd met de nummers 01 191 t/m 01 232. Deze hadden maar een paar kleine wijzigingen. Zo waren de aandrijfassen vast gelagerd aan een stangenraam.

In totaal werden er 231 locomotieven van de serie 01 gebouwd en in dienst gesteld door de DRG tussen 1925 en 1938.

Drijfwerk: 2'C1'h2
Indienststelling: 1925-1938
Diameter drijfwielen: 85 cm, vanaf de vierde serie 100 cm
Lengte over de buffers
(met tender 2'2'T32):
23,94 meter (001-012: 23,75 meter)
Maximumsnelheid: 120 km/u, vanaf de vierde serie 130 km/u
Vermogen: 1647 kW/2240 pk
Keteldruk: 16 bar
Verdampingsoppervlak: 247,15 m2
Cilinder diameter: 65 cm, vanaf de derde serie 60 cm
Max aslast: 19,90 t
Gewicht (zonder tender): 108,9 t (001-101),
111,3 t (102-232)

 

Eisenbahn Fahrzeug Katalog, Band 5 Einheits-Dampflokomotiven.
GeraNova, München,