dbtrains.com | de website | faq | sitemap |
 
 

BR 17.2


Nadat de Pruisische spoorwegen in 1911 de viercilinder locomotieven S10 en S10.1 in gebruik hadden genomen liet men in 1914 een derde variant van de 2'C sneltreinlocomotief bouwen. Deze loc kreeg de aanduiding S10.2 en had net als de S10 een eenassige aandrijving.

Door de firma's Vulcan, Hannomag en Schwartzkopff zijn 124 stuks S10.2 locomotieven gebouwd. Hiervan zijn er 28 afgegeven na de eerste wereldoorlog.

Inzet bij de DRG

De DRG nam in 1925 96 locomotieven over en zetten deze in met de nummers: 17 201 t/m 17 296. In het kader van de proefnemingen met middendruk locomotieven t/m een keteldruk van 25 bar, bouwde de DRG behalve de eenheidslocomotieven 04 001/002, 24 069/070 en 44 011/012 ook de twee S10.2 locomotieven 17 236 en 17 239 om tot middendruk locomotief. Deze locs kregen een nieuwe ketel en nieuwe binnenste cilinders. Na de tegenvallende resultaten met de proeven met de locomotief 17 206 met een hogedruk ketel probeerde men het nu met een ketel op 25 bar. De beide locomotieven kregen in 1933 in Raw Braunschwieg nieuwe ketels van Schwartzkopff, nieuwe vuurkasten en nieuwe binnenste cilinders. Proefritten door het LVA Grunewald wezen uit dat de middendruk S10 in vergelijking met de BR 03 ongeveer hetzelfde vermogen ontwikkelden, maar in het brandstof verbruik wezenlijk zuiniger was dan de normale uitvoering van de S10. De beide machines werden overgebracht naar het Bw Hannover Ost en liepen samen met de serie BR 03 in de dienstregeling. Echter moest later de keteldruk verlaagd worden naar 16 bar om omvangrijke schade aan de ketels te voorkomen. In 1948 werden de locs bij de DB buiten dienst gesteld.

Een speciale rol was nog weggelegd midden jaren 20 voor de 17 206. De DRG deed midden jaren 20 veel experimenten om het rendement van stoomlocomotieven te verhogen. Een mogelijkheid zag men in het verhogen van de keteldruk, omdat stoom onder druk meer energie levert. In 1925 werd locomotief 17 206 met een nieuwe ketel en nieuwe binnenste cilinders uitgerust. Een door de Schmidtschen Heißdampfgesellschaft ontwikkelde ketel type Schmidt-Hartmann bereikte een druk van 60 bar. Met de stoom van de lagedrukketel (14 bar) werd de hogedrukketel verwarmd tot 440 °C. De proeven die het LVA Grunewald met deze locomotief deed, gaven toch niet het gewenste resultaat. Het nadeel van de locomotief was het hoge kolenverbruik. De loc werd in 1929 weer teruggebouwd naar de oorspronkelijke staat en in 1936 buiten dienst gesteld.

De DB heeft na de tweede wereldoorlog 88 locomotieven S10.2 in haar bestanden opgenomen.

Drijfwerk: 2'C h2
Indienststelling: 1914-1916
Diameter drijfwielen: 198 cm
Diameter loopwielen (voor/achter): 100 cm/-
Lengte over de buffers
(met tenderpr. 2'2' T31,5):
21,200 m
Maximumsnelheid: 110 km/h
Keteldruk: 14 bar
Vermogen: 1200 pk/hp
Gewicht: 80,9 t