dbtrains.com | de website | faq | sitemap |
 
 

E 03


Direct na de oorlog was er natuurlijk geen sprake meer van hogesnelheids projecten zoals voor de oorlog uitgevoerd door de DRG, met bijvoorbeeld de "Fliegender Hamburger" en de E 19. Maar toen er in west Duitsland meer en meer lijnen werden geëlektrificeerd en toen er inmiddels veel nieuwbouw locomotieven in de diensten reden kwam er weer ruimte voor hogesnelheids projecten.

In de jaren zestig wilde men bij de DB sneltreinen gaan laten rijden met snelheden van 200 km/u. Voor deze hoogwaardige sneltreindiensten had men een snelle locomotief nodig. In de begin dagen van het project dacht men aan een doorontwikkeling van de bewezen E 18/E 19 locomotieven maar dit idee liet men als snel varen. Toen besloot men om een locomotief te ontwikkelen op basis van de E 10 locomotieven. In maart 1961 gaf de DB aan de Duitse locomotief industrie de opdracht voor het ontwikkelen van een prototype voor een locomotief met een vermogen van 5000 kW en een maximum snelheid van 200 km/u. De eerste ontwerpen van Henschel waren een zesassige locomotief (Co'Co'). Het consortium Krupp/AEG kwam met een locomotief met een asindeling van (1Bo)(Bo1) en een (1A1)(1A1) locomotief, beide dus met loopassen. Later werd dus gekozen voor de locomotief zonder loopassen met zes aangedreven assen (Co'Co').

Besloten werd om de locomotieven te laten bouwen door een consortium van Henschel en Siemens. Er werd afgesproken dat op de internationale verkeerstentoonstelling in 1965 vier prototypen klaar zouden zijn. Aan het begin van de ontwikkelingen voor deze locomotief was er een uitgebreid test programma doorlopen met daarin een hoofdrol voor de E 10 299 en E 10 300 locomotieven die waren voorzien van draaistellen voor 200 km/u, andere overbrengingen, gewijzigde stroomafnemers, andere aslagers en een hele reeks wijzigingen. Op de lijn tussen Bamberg en Forchheim werden testritten gemaakt. De test resultaten waren positief en dus besloot men tot de ontwikkeling van de E 03 locomotief.

In 1965 werden er vier prototypen geleverd die waren gebouwd en ontwikkeld door Henschel (voertuigdelen) en Siemens (elektrische delen). Deze zesassige locomotieven werden in dienst gesteld als E 03 001 t/m E 03 004. De locomotieven werden ondergebracht bij het Bw München. De locomotieven werden meteen bij aflevering in de TEE kleuren ivoor wit en rood geschilderd. In tegenstelling tot de serie locomotieven BR 103.1 hadden de E 03 locomotieven maar enkele ventilatierooster band aan beide zijde van de locomotief opbouw.

De E 03 op de IVA in 1965 | Foto: Kurt Sölch, juni 1965, München
De E 03 op de IVA in 1965 | Foto: Kurt Sölch, juni 1965, München
De E 03 001 stond in 1965 op de internationale verkeerstentoonstelling in München. De andere drie locomotief reden speciale sneltrein diensten tussen München en Augsburg met een snelheid van 200 km/u. De treinen waren voor bezoekers van de tentoonstelling en vertrokken ook vanaf het tentoonstellingsterrein, men kon voor DM 4,- een ritje in de trein maken. De rit tussen München en Augsburg duurde 26 minuten. De meeste van deze speciale treinen werden gereden door de E 03 004, de E 03 001 werd zelden ingezet. De E 03 002 had enige problemen aan de reminstallatie zodat deze niet voor de speciale treinen ingezet kon worden, en de E 03 003 stond op het tentoonstellings terrein. Deze laastste had overigens de treinstellen "afgegeven" aan de E 03 004 omdat er enige problemen waren met de draaistellen van de E 03 004.

Vanaf oktober 1965 waren de locomotieven niet meer in de planmatige diensten te zien. De E 03 001, 002 en 004 werden alleen ingezet in meet en testritten. Af en toe werd er een locomotief ingezet voor een TEE of F-trein. De E 03 003 was inmiddels teruggestuurd naar het AW München Freimann. Bij een testrit tussen München en Salzburg werden nog meer problemen geconstateerd aan de locomotief zodat de locomotief nog langer in het AW moest verblijven. Op 15 april 1966 werd de E 03 003 opnieuw ingezet voor testritten en nu met meer succes.

De E 03 004, let op de enkele ventilatieroosters aan de zijkant | Foto: Kurt Sölch, juni 1965, München
De E 03 004, let op de enkele ventilatieroosters aan de zijkant | Foto: Kurt Sölch, juni 1965, München
Nadat een uitgebreid testprogramma was doorlopen met de locomotieven was het tijd om de locomotieven in te gaan zetten in de dienstregeling. Met de zomerdienstregeling van 1966 werden de locs ingezet in een omloop van drie dagen, waaronder de dienst met de TEE 55/56 "Blauer Enzian" tussen München en Hamburg. Ook werden de locomotieven ingezet in de treinen F 33/34 "Gambrinus" tussen München en Nürnberg en in de F 27/28 "Rheinblitz" tussen München en Stuttgart. Als reserve locomotief stond nog altijd voor 200 km/u toegelate E 10 300 ter beschikking. De vierde locomotief de E 03 004 was bij het BZA (Bundesbahn Zentralamt) in dienst voor testritten.

In de winterdienstregeling van 1966/67 werden meer diensten ingelegd met de E 03 locomotieven, bijvoorbeeld de D-treinen (D 551, D 552, D 590) naar Nürnberg, de diensten in de F-treinen naar Stuttgart vervielen wegens problemen met de locomotieven op de Geislinger Steige. Door de hoge belastingen op dit traject zorgde dit regelmatig voor kokende koelvloeistoffen.

Door reparaties ontstaan door optredende problemen aan de locomotieven leidde dit regelmatig tot de uitval van meerdere locomotieven. Ondanks dit werd er door het Bw München met de winterdienstregeling 1967/68 een vier daagse omloop bedacht voor de locomotieven. De TEE 54/55 "Blauer Enzian" was de "paraden trein" die door de E 03 werd getrokken. Daarnaast zaten ook de TEE 21/22 "Rheinpfeil" tussen München en Nürnberg, TEE 11/12 Rembrandt tussen München en Stuttgart, F 27/28 "Rheinblitz" tussen München en Stuttgart en enkele D-treinen in de omloop.

De locomotieven bleken uitstekend te functioneren in de plandienst en de resultaten hiervan waren ronduit positief. In 1967/68 moesten de locomotieven geïnspecteerd worden omdat ze allen rond de grens van de 400.000 km zatten. De locomotieven kregen op 1 januari 1968 de nieuwe nummers 103. Als gevolg van de positieve resultaten behaald met het uitgebreide proefprogramma met de BR 103.0 besloot de Deutsche Bundesbahn om in 1969 de serie locomotief BR 103.1 te bestellen.

Asindeling: Co'Co'
Indienststelling: 1965
Diameter aandrijfwielen: 125 cm
Lengte over de buffers: 19,5 m
Maximumsnelheid: 200 km/h
Vermogen: 6420 kW bij 200 km/h
Aantal rijmotoren: 6
Aanzetkracht: 314 kN
Spanning: 15 kV ~/16 2/3 Hz
Gewicht: 110,0 t