dbtrains.com | de website | faq | sitemap |
 
 

Tijdperk III

Inleiding
Een nieuw begin
De eerste treinen gaan weer rijden
Het eerste netwerk van langeafstandstreinen
De opbouw gaat verder, meer treinen, meer comfort, meer regelmaat
Het vooroorlogse materieel werd opnieuw ingezet
De opbouw van het internationale netwerk
Het Blauwe net van snelle treinen
De moderne tijd, opkomst van elektrische locomotieven
De moderne diesellocomotief in opkomst
Een nieuw rijtuigtype
De derde klas verdwijnt
De laatste nieuwe stoomlocomotief
Een nieuw prestieus netwerk, de Trans Europ Express
Vanaf 1962 weer exclusief, de Rheingold
Een nieuw paradepaardje, de elektrische locomotief E 03

Een nieuw paradepaardje, de elektrische locomotief E 03

In de jaren zestig wilde men bij de DB sneltreinen gaan laten rijden met snelheden van 200 km/u. Voor deze hoogwaardige sneltreindiensten had men een snelle locomotief nodig. In de begin dagen van het project dacht men aan een doorontwikkeling van de bewezen E 18/E 19 locomotieven maar dit idee liet men al snel varen. Toen besloot men om een locomotief te ontwikkelen op basis van de E 10 locomotieven. In maart 1961 gaf de DB aan de Duitse locomotief industrie de opdracht voor het ontwikkelen van een prototype voor een locomotief met een vermogen van 5000 kW en een maximum snelheid van 200 km/u. De eerste ontwerpen van Henschel waren een zesassige locomotief (Co'Co'). Het consortium Krupp/AEG kwam met een locomotief met een asindeling van (1Bo)(Bo1) en een (1A1)(1A1) locomotief, beide dus met loopassen. Later werd dus gekozen voor de locomotief zonder loopassen met zes aangedreven assen (Co'Co').

De E 03 001 in München Hbf | Foto: Michael Taylor (http://www.michaeltaylor.ca)
De E 03 001 in München Hbf | Foto: Michael Taylor (http://www.michaeltaylor.ca)
Besloten werd om de locomotieven te laten bouwen door een consortium van Henschel en Siemens. Aan het begin van de ontwikkelingen voor deze locomotief was er een uitgebreid test programma doorlopen met daarin een hoofdrol voor de E 10 299 en E 10 300 locomotieven die waren voorzien van draaistellen voor 200 km/u, andere overbrengingen, gewijzigde stroomafnemers, andere aslagers en een hele reeks wijzigingen. Op de lijn tussen Bamberg en Forchheim werden testritten gemaakt. De test resultaten waren positief en dus besloot men tot de ontwikkeling van de E 03 locomotief.

In 1965 werden er vier prototypen geleverd die waren gebouwd en ontwikkeld door Henschel (voertuigdelen) en Siemens (elektrische delen). Deze zesassige locomotieven werden in dienst gesteld als E 03 001 t/m E 03 004. In tegenstelling tot de serie locomotieven BR 103.1 hadden de E 03 locomotieven maar een enkele ventilatierooster band aan beide zijde van de locomotief opbouw.

De E 03 001 stond in 1965 op de internationale verkeerstentoonstelling in München. De andere drie locomotief reden speciale sneltrein diensten tussen München en Augsburg met een snelheid van 200 km/u.

Nadat een uitgebreid testprogramma was doorlopen met de locomotieven was het tijd om de locomotieven in te gaan zetten in de dienstregeling. Met de zomerdienstregeling van 1966 werden de locs ingezet in een omloop van drie dagen, waaronder de dienst met de TEE 55/56 "Blauer Enzian" tussen München en Hamburg.

De locomotieven bleken uitstekend te functioneren in de plandienst en de resultaten hiervan waren ronduit positief. De locomotieven kregen op 1 januari 1968 de nieuwe nummers 103. Als gevolg van de positieve resultaten behaald met het uitgebreide proefprogramma met de BR 103.0 besloot de Deutsche Bundesbahn om in 1969 de serie locomotief BR 103.1 te bestellen.