dbtrains.com | de website | faq | sitemap |
 
 

Tijdperk II

Inleiding
Het ontstaan van het langeafstandsverkeer
Nieuwe tijden, nieuwe rijtuigen
Eenheidslocomotieven
Service op hoog niveau, de Mitropa
Het onstaan van een treinlegende
Een nieuw Rijtuig schema
Begin van de moderne tijd, elektrische locomotieven
Een nieuwe idee, de SVT
De concurrent van de SVT, de Henschel-Wegmann-Zug
Resultaat van vernieuwingen: de Schürzenwagens
Het voorlopige einde

Het ontstaan van het langeafstandsverkeer

De ontwikkeling van het langeafstandsverkeer was reeds in de Länderbahn tijd gestart maar was veelal beperkt gebleven tot de in die tijd bestaande Länder. Het Duitsland na de eerste wereldoorlog was vooral op de hoofdstad Berlijn gericht. Zodoende liepen ook veel hoofdlijnen van en naar Berlijn.

De DRG ontwikkelde een systeem van treinsoorten zodat de langeafstandstreinen gemakelijker te herkennen waren in de dienstregeling. Zo waren er de FD-treinen, dit waren de hoogwaardige langeafstandstreinen zoals we nu de intercity kennen. In het FD net reden ook internationale treinen zoals de Rheingold en de Nord Express.

De FDt treinen waren FD treinstellen (t voor triebwagen). Dan waren er nog de L(uxus) treinen, dit waren internationale treinen die door de CIWL (Compagnie Internationale des Wagon Lits) werden geëxploiteerd, zoals de Berlijn-Rome Riviera Express. In de treinen hiërarchie stond onder de FD-trein de D-trein. De letter D stond voor "Durchgangszug" wat betekende dat er door de hele treinen gelopen kon worden via rijtuigovergangen die door rubberbalgen of harmonica overgangen tegen weersinvloeden bestand waren. Voor alle drie de treinsoorten gold een gemiddelde reissnelheid van ongeveer 100-120 km/u.

De eerste FD treinen reden op 1 juni 1923 op de lijnen Berlijn-Hamburg, Berlijn-Keulen en Berlijn-München. De FD trein naar Keulen deed 7,5 uur over de afstand van 600 kilometer, dit kwam neer op een gemiddelde van 80 km/u. De FD trein naar München stopte tussendoor alleen in Halle/Saale en Nürnberg, de afstand tussen deze twee tussenstations was de langste afstand (314 kilometer) zonder stops.

De eerste langeafstandstreinen in de periode 1920 tot 1924 en in de begin jaren van de DRG bestonden uit materieel van de Länderbahnen. Welk materieel gebruikt werd hing af van waar de dienst gereden werd, het meeste materieel bleef ongeveer op de plek van de oorspronkelijke Ländern.

Voor de locomotieven gold hetzelfde, ze bleven dan ook voornamelijk in de voormalige Ländern, dus Beierse locomotieven bleven in Beieren en Badense locomotieven bleven voornamelijk in Baden. Locomotieven zoals de Pruisische P8, de Badense P8, de Württembergse C en de Beierse S 3/6 deden dienst in het langeafstandsverkeer, de eerst twee vooral voor D-treinen en de andere twee in FD-treinen. Alleen Pruisische locomotieven kwamen ook in het zuiden, en later bijvoorbeeld ook de Beierse S 3/6 die de Rheingold trok.

Deze locomotieven deden in 1920 allen nog dienst in hun oorspronkelijke nummer schema en kleurstelling. In 1926 hadden alle locomotieven hun nieuwe nummers en opschriften.

De rijtuigen voor de eerste langeafstandstreinen waren uiteraard ook afkomstig van de Länderbahnen. De meeste treinen rond 1920-1924 bestonden uit een mix van rijtuigen uit verschillende Ländern. Pas na 1924 waren de meeste rijtuigen voorzien van hun nieuwe beschriftingen, logo's en kleuren. De kleur van de meeste rijtuigen bij de DRG was groen.