dbtrains.com | de website | faq | sitemap |
 
 

F/Ft treinen


Als gevolg van de in 1948 ingevoerde "Währungsreform" en de Marshall hulp had de Duitse industrie een positieve impuls gekregen en was zich explosief aan het ontwikkelen. De levensstandaard groeide ook per jaar, en daarom kwam er niet alleen vanuit handels en zakenreizigers de vraag naar een consistent en betrouwbaar sneltrein netwerk, maar ook vanuit de kant van op comfort gestelde reizigers.

Maar ook twee andere ontwikkelingen in die tijd liet de DB besluiten om een netwerk van langeafstands treinen te ontwikkelen. De auto kwam in opmars en zorgde ervoor dat vele mensen zich op een goedkope manier konden gaan verplaatsen, ook het vliegtuig deed zijn intrede, eerst op de transatlantische afstanden en later ook op kortere afstanden binnen Europa. Deze ontwikkelingen deed de DB besluiten om tijdig een antwoord hierop te geven in de vorm van een hoogstaand sneltrein netwerk. Men was daardoor min of meer genoodzaakt om het nieuwe langeafstands sneltrein netwerk als produkt neer te zetten met kenmerken als snelheid, comfort en exclusiviteit.

F 164 Rheingold-Express in Keulen Hbf op 20 mei 1951 | Foto: Helmut Säuberlich
F 164 Rheingold-Express in Keulen Hbf op 20 mei 1951 | Foto: Helmut Säuberlich
Op 20 mei 1951 ging officieel het nieuwe sneltrein netwerk van start. Bij de DB heette het net officieel: "Netz der leichten Fernschnellzüge", dit in tegenstelling tot de lange en zware internationale treinen. Men richtten zich hier in de eerste plaats op zakenreizigers en bood goede verbindingen tussen de nieuwe West Duitse metropolen en enkele internationale plaatsen. De nieuwe treinen werden aangeduid als F-treinen (met de F van Fernverbindung).

Het F-treinen netwerk was min of meer een voortzetting van het vooroorlogse FD-treinen net. Alleen waren de verbindingen nu niet meer gericht op Berlijn maar meer op de Noord-Zuid as. In het F-treinen netwerk reden treinen bestaande uit rijtuigen (aangeduidt als F-treinen) en treinstellen (aangeduidt als Ft-treinen met de t voor triebwagen). De rijtuigen en treinstellen werden in een blauwe kleur geschilderd om de treinen duidelijk herkenbaar te maken voor het publiek. Daarom werd het sneltreinen net in de volksmond ook wel "Blaues F-zug-Netz" genoemd.

In de eerste jaren bestonden de F-treinen uit 2de klas treinstellen of door stoomlocomotieven getrokken treinen met 3,4 of 5 rijtuigen. De getrokken treinen voerden alleen 2de en 3de klas rijtuigen. Alleen internationale F-treinen voerden naast de 2de en 3de klas rijtuigen ook 1ste klas rijtuigen (bijvoorbeeld de "Rheingold Express"). Vanaf 1956 toen de 1ste en 2de klas samen werden gevoegd tot de nieuwe 1ste klas en de 3de klas veranderde in 2de klas voerden de F-treinen alleen beide rijtuigklasse en treinstellen alleen de 1ste klas. De treinen waren voorzien van een restauratierijtuig en werkcoupés. Sommige treinen waren ook voorzien van slaaprijtuigen.

Het rollend materieel bestond uit voor oorlogse sneltrein rijtuigen, voornamelijk Bauart 28, 35 en Schürzenwagen rijtuigen. Ook werden enkele vooroorlogse Rheingold rijtuigen gebruikt en de Henschel Wegmann Zug rijtuigen. De rijtuigen werden in Belgische werkplaatsen verbouwd omdat in de Duitse werkplaatsen nauwelijk capaciteit voorhanden was door de vele herstel werkzaamheden. De rijtuigen werden in een blauwe kleur (RAL 5011) geschilderd en kregen op de zijkant de letters "DB". Rijtuigen voor de internationale F-treinen kregen op de zijkant de inscriptie "Deutsche Bundesbahn". In principe wilde de DB in elke sneltrein van het netwerk een restauratierijtuig, maar omdat het niet op elke verbinding economisch haalbaar was om volledige restauratie rijtuigen in te zetten werden rijtuigen Bauart 1928 omgebouwd tot zogenaamde "Halbspeisewagen" ABR4ü. Nieuwe sneltrein rijtuigen kwamen vanaf 1953 beschikbaar voor de F-treinen. Dit waren dan de nieuwe 26,4 meter sneltrein rijtuigen. De eerste rijtuigen waren van het type A4ümg-54, 65 van deze eerste klas rijtuigen werden speciaal voor de F-treinen gebouwd.

Als locomotieven werden voornamelijk stoomlocomotieven van de series BR 01, BR 01.10, BR 03, BR 03.10 en BR 05 gebruikt, alswel elektrische locomotieven van de serie E 17 en E 18. Ook de nieuwe diesellocomotief V 200 werd ingezet in het F-treinen netwerk.

Tevens deden naast getrokken treinen ook treinstellen dienst in het netwerk. De DB maakte gebruik van de oude SVT treinstellen uit tijdperk II (VT 04, VT 06.1/VT 06.5 en VT 07.5) en nieuwe speciaal voor het sneltrein verkeer gebouwde treinstellen VT 08.5 en VT 10.5. De treinstellen uit tijdperk II werden in de blauwe kleur geschilderd en de nieuwe treinstellen VT 08.5 kregen de kleur rood. De treinstellen voerde alleen de 2de klas, en na de afschaving van de 3de klas alleen 1ste klas.

De restauratierijtuigen hadden de kleur rood. In principe waren de restauratie rijtuigen in eigendom van de DSG en werden ook door de DSG geëxploiteerd. Tot 1955 mocht de DSG geen restauratie rijtuigen exploiteren in internationale treinen, daarom reden er in de internationale treinen tot 1955 ISG/CIWL restauratie rijtuigen mee en geen DSG restauratie rijtuigen.

Midden jaren zestig waren er twee type F-treinen. Het eerste type was kort, tussen de 2,3 en 5 rijtuigen lang, bestaande uit 1ste klas rijtuigen samen met een restauratie rijtuigen, meestal in het midden van de trein. Deze F-treinen werden getrokken door een snelle locomotief. Deze F-treinen reden tussen de belangrijkste steden in West Duitsland, voornamelijk bedoeld voor zakenmensen. De treinen reden onregelmatig, dus niet elk uur of elke twee uur zoals later wel in het InterCity netwerk van toepassing was.

Het tweede type F-trein was de internationale lange afstands trein. Deze treinen hadden ook 2de klas en waren meestal voorzien van slaap en/of ligrijtuigen. De 2de klas rijtuigen waren groen van kleur. (Zie ook de 26,4 m sneltreinrijtuigen). Ook reden er in deze treinen eventueel koersrijtuigen van andere maatschappijen mee. De treinen hadden meestal een andere aanduiding en treinnummer in het buitenland. Na 1971 toen het F-trein netwerk opging in het InterCity netwerk kregen de meeste internationale F-treinen de status van D-trein.

Beide soorten F-treinen werden meestal gereden door locomotieven van het type V 200 (diesel), E 10 (elektrisch) of BR 01 (stoom).

Een apart "geval" was F-trein F 9/10 "Rheingold" die op de verbinding Amsterdam/Hoek van Holland-Utrecht-Emmerich- Keulen-Mainz-Karlsruhe-Basel SBB reed. Deze F-trein werd vanaf 1951 tot en met 26 mei 1962 gereden met Schürzenwagens 1,2 (en tot 1956 3de klas). Maar geïnspireerd door de vooroorlogse Rheingold wilde de Deutsche Bundesbahn deze trein weer uitvoeren met speciaal voor de Rheingold gebouwd materieel. Zo geschiedde het dat op 27 mei 1962 de F-trein Rheingold met speciaal gebouwde rijtuigen in dienst ging. Later werd ook de F-trein F 21/22 Rheinpfeil voorzien van speciale rijtuigen.

Na de introductie van het internationale TEE netwerk in de zomer dienstregeling van 1957 kregen een aantal F-treinen de TEE status.

De F-treinen waren bedoeld als hoogwaardige langeafstands verbindingen in West Duitsland. Zitplaats reservering was niet verplicht. Om te voorkomen dat de treinen teveel werden gebruikt door forensen die weer snel uitstapte had men het volgende bedacht.

Natuurlijk stopten de treinen op zo weinig mogelijk stations. Hiernaast moest er een toeslag worden betaald voor de F-treinen, deze toeslag was afhankelijk van de afstand die men wilde reizen. Later was er een vaste toeslag, zodat het rendabeler was om de F-treinen voor de langere afstand te gebruiken dan voor de kortere afstand, immers men betaalde steeds dezelfde toeslag voor de treinen.

De toeslag voor de F-treinen was hoog, midden jaren zestig was deze 4 DM, in vergelijking voor een D-trein was de toeslag 2 DM. Een kilometer was 8 pfennig in de 2de klas en 12 pfennig in de 1ste klas.